
Dit stuk is een bewerking van het zeer uitgebreide artikel van Kees Volkers over Wind: ‘J.M.A Wind: sterkste ‘Rode Loper’ ooit?’. Verschenen in: De Balans, clubblad UCS De Rode Loper, Utrecht (jrg.33, no.5 & jrg.34, no.1)’. De foto’s zijn door de familie aan Kees Volkers ter beschikking gesteld, en worden hier met dankzegging getoond.
Jean Marie Allard Wind (1907-1967), onze clubkampioen in 1939, heeft ook een geschiedenis bij de Utrechtse schaakclub De Rode Loper. Wat heet, hij richtte op jonge leeftijd, in 1930 de Utrechtsche Christelijke Schaakvereniging op. En behaalde in 1931 ook gelijk het clubkampioenschap. Deze Utrechtse geschiedenis verleidde rodeloper Kees Volkers in 2012 tot het schrijven van een stuk over Wind met de titel ‘J.M.A. Wind: sterkste ‘Rode Loper’ ooit?’, waarop deze pagina gebaseerd is. Wij volgen hier zijn fascinerende speurtocht naar J.M.A. Wind. Onderaan de pagina staan nu ook enkele partijen van Wind tegen Spanjaard in pdf, met dank aan Peter de Jong.
Speuren
Het speuren naar J.M.A. Wind heeft tot nu toe niet veel meer opgeleverd dan een verdienstelijk schaakleven. Over J.M.A. Wind als persoon is weinig te vinden. We komen hem eigenlijk alleen maar tegen in de uitslagenlijsten in de krant, zo’n beetje in de periode 1925-1965. Over zijn verdere levensloop is weinig bekend. Vermoedelijk is Wind rond 1925 in Utrecht komen wonen om geneeskunde te gaan studeren. Hij meldde zich aan bij schaakclub Utrecht, 17 waar hij al snel tot de groep doordrong waarin hij tegen coryfeeën als Olland, mr. Ed. Spanjaard en ir. H. van Steenis speelde. In 1930 was hij betrokken bij de oprichting van de Utrechtsche Christelijke Schaakvereniging op 25 november 1930. Zijn geloof was blijkbaar zo sterk dat hij het sterke Utrecht verruilde voor het bescheiden christelijke schaakclubje. In het Utrechtsch Nieuwsblad van 11 december 1930 lezen we dat UCS de eerste clubavond organiseerde met een simultaan van Wind tegen 22 spelers. Wind won 17 partijen, speelde 1x remise en verloor er 4. Een jaar later werd Wind onbedreigd clubkampioen, waarna hij alleen nog maar in de externe competitie voor UCS uitkwam, aan het eerste bord uiteraard. Hij speelde wel voor het SGS-bondsteam tegen andere bondsteams, meestal aan bord 2 achter Van Steenis. Er speelden in die tijd overigens wel vaker UCS-ers voor het bondsteam, waaronder Janssen en Van Hulst. Een hoogtepunt voor Wind was ongetwijfeld de vierkamp die hij in 1934 in Utrecht speelde met Spanjaard, Van Steenis en de Oostenrijkse meester Kmoch, de toenmalige secondant van Euwe. Met 1,5 uit 3 eindigde Wind op de gedeelde tweede plaats, na onder meer een overwinning op Van Steenis. Hieruit blijkt wel dat hij destijds als een van de sterkste Utrechtse schakers werd beschouwd.

Dr. Wind
Rond 1935 verhuisde Wind naar Groningen, waar hij in 1937 zijn doctorsgraad behaalde. Vanaf dat moment werd hij in de uitslagen aangeduid met Dr. J.M.A. Wind, zoals toen gebruikelijk. Hij schaakte daar voor de Groningse club Staunton. In 1938 veroverde hij het kampioenschap van de NOSBO, in 1939 werd hij clubkampioen van Staunton. In deze tijd speelde Wind ook in de voorronden van het Nederlands kampioenschap en werd hij uitgenodigd voor het Nederlands studententeam tegen Engeland. In dat studententeam speelde ook A.D. de Groot, bekend van zijn beroemde proefschrift ‘Het denken van den schaker’ uit 1946. Een van de voorbeeldpartijen in dit boek – dat op internet integraal is in te zien – is een partij die De Groot speelde tegen Wind.
Stelling B (zie diagram). Ontleend aan een partij J.M.A. Wind – de Groot, 1935.
Zwart is aan zet. –
Een eindspelstelling, die in verschillende opzichten als de tegenhanger van A beschouwd kan worden. Zwart staat voor een moeilijk probleem, van strategischen aard ditmaal; hij moet een plan opmaken voor de geheele verdere toekomst. De witte pionnen zijn gevaarlijk, en hun opdringen moet of door een tegenaanval op de witte koningsstelling of door doelmatige verdediging (blokkade der pionnen) verhinderd worden. De eerste en de daaropvolgende zet (die ook gevraagd werd hier) moeten in een verder strekkend plan passen, dat hier moet worden opgemaakt. Een objectieve oplossing van deze problemen is niet te geven. Vermoedelijk is echter het koningsaanvalsplan preferabel, b.v. in de volgende uitvoering: 1.Tb8, b3; 2. Tb5, c4; 3. Tg5, f3; 4. h5, gh5:; 5. Th5:†, Kg1; 6. Le5, Tad1; 7. Ld4†, Kf1; 8. Th1†, Ke2; 9. Th2 enz. Deze variant dient alleen als voorbeeld van de. mogelijke verdere ontwikkeling; in de protocollen zijn talrijke andere varianten te vinden. De aanval van den toren en de beide loopers is in ieder geval sterker dan men op het eerste gezicht zou denken, zooals b.v. blijkt uit de volgende aardige variant: 1. Tb8, b3; 2. Tb5, Te7; 3. Tg5, f3; 4. h5, Ta7:?; 5. hg4:, Ta6; 6. gf3:!, Tc6:; 7. Th5†, Kg1; 8. Le3†, Kf1; 9. Th1 mat. Wit moet blijkbaar wel heel voorzichtig zijn. Ook de door pp. O5 bedachte uitvoeringsmethode 1. Kg7, gevolgd door 2. h5, die trouwens in diverse protocollen genoemd wordt, komt in aanmerking, mits nauwkeurig voortgezet. Minder sterk is onmiddellijk 1. h5, of 1. Tb8 en 2. h5, zooals pp. M4 speelt. Het is echter niet mogelijk een volledige analyse te geven; er is geen voordeelbrengende voortzetting aan te wijzen, zooals in stelling A; integendeel, zwart kan met remise tevreden zijn.
De stelling bleek, evenals A, zeer geschikt voor het experiment. Het is als het ware een knooppunt in de partij: zwart moet opnieuw beginnen met het opmaken van de balans en het zoeken naar een methode om de zaak voort te zetten. Iets dergelijks komt haast in iedere partij wel eens voor; het ‘opmaken van een plan’ behoort tot de typische onderdeelen van het schaakdenken, die bij een onderzoek hiernaar zeker behoorden te worden bestudeerd.
Geciteerd uit A.D. de Groot, Het denken van den schaker. Een experimenteel-psychologische studie, p.66,67.
In 1941 werd Wind – als voormalig club- én NOSBO-kampioen – uitgenodigd voor de eregroep van het driedaagse jubileumtoernooi ter ere van het 70-jarig bestaan van Staunton. Naast de eregroep werd er gespeeld in een ‘gewone’ groep van een man of 40, terwijl er ook een Damesgroep was, ‘waarin eveneens enthousiast gestreden werd’. Wind won het toernooitje der kampioenen, maar het was erg spannend. Op maandag 24 november speelde hij zijn eerste partij, met zwart tegen Wolthuis, en verloor. Daarna volgde op dag twee een remise tegen Kruit, die de leiding heeft. Op de slotdag speelt echter Kruit twee remises, Wind wint nu van Scholtens en Frik. Hij staat nu toch nog gelijk met Kruit, en heeft bij de loting het geluk mee! Een scenario om vervolgens met volle teugen te genieten van de feestelijkheden op donderdagavond 27 november. Deelnemer Scholtens werd bij die gelegenheid tot erelid verheven.

Na de oorlog vinden we Wind plotseling terug spelend voor de Rotterdamse club Kralingen, toen de grootste schaakclub van Nederland. Waarom hij naar Rotterdam is gekomen is ons niet bekend, waarschijnlijk omdat hij daar een huisartspraktijk kon overnemen.Hij speelde toen ook voor Rotterdam in een aantal viersteden wedstrijden tegen Amsterdam, Utrecht en Den Haag. In 1946 speelde hij aan bord 2 achter Vlagsma, Rotterdam won dat toernooi. In 1950 zat hij in dezelfde matches aan bord 10. In 1964, Wind moet dan rond de 60 jaar zijn geweest, zien we hem nog terug in de uitslagen als 1e bordspeler van Rotterdam II, waarin de club Kralingen inmiddels was opgegaan. Daarna raakt hij uit beeld.
Nader speurwerk
Omdat het internetonderzoek is doodgelopen – zelfs de zeer uitgebreide site ‘Wind-Genealogie’ gaf niet thuis – besluit ik contact te zoeken met het Max Euwe Centrum, in de hoop in ieder geval enkele basisgegevens te kunnen achterhalen: de betekenis van zijn initialen, geboortedatum, adres, etc., maar helaas heeft het MEC geen ledenarchief. Op de site van schaakclub Utrecht wordt Wind op de historische pagina vermeld als een van de jonge honden die, met andere studentikoze types als Van Steenis en Spanjaard, rond 1925 de gevestigde orde kwam opschudden. Maar bij Utrecht weten ze me verder ook niets te melden over onze held.
Mijn volgende aanknopingspunt is Schaakclub Rotterdam, waar Wind in ieder geval in de jaren 1960 nog actief was. Corrie Vreeken, oud dameskampioen van Nederland, was een clubgenote. Zij verzorgde er jaren lang het clubblad. Ze herinnert zich Wind nog wel, maar weet verder ook niets van hem. ‘We noemden hem altijd Dokter Wind’, vertelt ze over de telefoon. ‘Ik kan me niet herinneren dat hij ooit een bijdrage heeft geleverd aan het clubblad.’ Ton de Vreede, oud teamleider van Rotterdam, weet niet veel meer te vertellen: ‘Hij rookte altijd pijp. Hij had vaak problemen met de klok. Hij vertelde me eens dat hij na een drukke dag op zijn praktijk het schaken zo ontspannend vond, dat hij de tijd vergat.’

Het archief
De schaaklijntjes brengen me niet verder. Er zit niets anders op dan me tot de instanties te wenden. Bij het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag houden ze een archief bij met ‘persoonskaarten’ van overleden Nederlanders. Die kaarten zaten vroeger in grote bakken bij de gemeentelijke Burgerlijke Stand. Bij overlijden kwamen ze bij het CBG terecht.
Hier heb ik eindelijk beet: J.M.A. Wind wordt liefst twee keer gevonden: een fruitteler uit Friesland en een arts uit Rotterdam. Die laatste is onze man! De persoonskaart beantwoordt meteen veel vragen.
J.M.A. Wind is geboren op 28 december 1907 in Meppel. Uit genealogische bronnen had ik al begrepen dat in de streek rond Meppel en Staphorst veel Winden geconcentreerd waren. Het verklaart meteen de gereformeerde achtergrond van onze man, want het is een van de hot spots van de Nederlandse Bible Belt. Dit wetende onthult de persoonskaart enkele opmerkelijke feiten. Zo blijken de initialen J.M.A. te staan voor Jean Marie Allard, katholieke voornamen die je niet rijmt met zo’n streng protestantse omgeving. Als ouders worden vermeld: Berend Wind en Jantje Landman.
Het eigenaardige is dat ik Berend en Jantje wel degelijk terugvindt op de site ‘Wind-Genealogie’. Berend is handelsreiziger, Jantje de dochter van een touwslager. Handelsreiziger was een ongebruikelijk beroep bij de Winden: de meeste waren boer of landarbeider. Berend en Jantje kregen volgens de site negen kinderen. Maar onze Jean Marie wordt daarbij niet vermeld! Tussen broertjes en zusjes uit 1905 en 1909 gaapt een gat! Een foutje? Of steekt er meer achter? Ik zoek contact met de maker van de site, maar die heeft er geen verklaring voor.
Nieuwsgierig
Een man met een katholieke voornaam, uit een protestants gezin, een zoon van een handelsreiziger afkomstig uit een omgeving van boeren en landarbeiders, een persoon die op onverklaarbare wijze uit een genealogisch bestand is verdwenen: hij prikkelt wel de nieuwsgierigheid.
En hier blijft het niet bij. De persoonskaart vermeldt ook de adressen waar Jean Marie heeft gewoond. Vanuit Utrecht werd hij in oktober 1935 in Groningen ingeschreven, in november 1936 weer in Utrecht, in oktober 1937 weer in Groningen en in mei 1941 weer in Utrecht. Dit zal te maken hebben gehad met zijn medicijnenstudie. In december 1941 verhuisde hij definitief naar Rotterdam, waar hij vermoedelijk een huisartsenpraktijk overnam. Hij was toen al 34.
De persoonskaart vertelt ook dat Jean Marie in november 1944 in Rotterdam in het huwelijk trad met de tien jaar jongere Jacqueline van Bochove. Midden in de hongerwinter!

Op de achterzijde van de persoonskaart stuit ik op een nieuwe verrassing: Jacqueline had al een kind, een eenjarige dochter, die wordt vermeld als Yvonne.
Nazaten
Na de oorlog kregen Jean Marie en Jacqueline nog zes kinderen: drie zonen en drie dochters. Het laatste dat de persoonskaart ons vertelt is dat Jean Marie op 8 juni 1967 overleed. Hij was toen pas 59 jaar oud en als arts moet hij nog actief zijn geweest. Zijn jongste zoon, Bernard Elbert was toen 13 jaar.
Met deze gegevens bij de hand moet het niet zo moeilijk zijn om contact te zoeken met een van de nazaten, verwacht ik. Maar wederom brengt googelen weinig op. Een familietrekje? De naam Wind komt erg veel voor, zodat ook moeilijk is na te gaan of het familie betreft. Ik zie nog één mogelijkheid. Er is een kans dat enkele kinderen nog in Rotterdam wonen, redeneer ik, en in de digitale telefoongids van Rotterdam ga ik op zoek naar een Wind met de juiste initialen. De enige naam die ik vind is een J.J. Wind, die mogelijk de oudste zoon, Jean Jacques zou kunnen zijn. Ook al zo’n Franse naam. Als ik bel wordt er niet opgenomen. Het antwoord- apparaat wordt ingesproken door ene Nettie, die ik verder niet kan plaatsen. Het ziet er naar uit dat mijn zoektocht hier eindigt. Jammer, maar we weten nu in ieder geval wie de mens J.M.A. Wind was, ik had er alleen nog graag een beeld, een foto, bij gehad.
Een week later word ik teruggebeld door Nettie. Ze was een weekje weg geweest, had de nummerherkenner gelezen en was benieuwd wie haar wilde bereiken. Ik leg uit dat ik iemand zocht en verontschuldig mij dat ik zomaar belde. Dan valt het even stil aan de andere kant van de lijn. Nee, antwoordt ze even later, Jean Jacques woont hier niet. Maar J.M.A. Wind was wel mijn vader. Ik ben Jeanette Johanna, ofwel Nettie Wind: zijn dochter.
Blijdorp
Nettie Wind reageert verrast op het feit dat ik op zoek ben naar haar 45 jaar geleden overleden vader.
Nieuwsgierig is ze ook. Want zo veel weet zij eigenlijk niet over hem, bekent ze. ‘Het was een lieve, maar ook onvoorstelbaar bescheiden man, hij vertelde nooit iets over zichzelf’. Ze kijkt er van op dat hij betrokken was bij de oprichting van een schaakclub in 1930: ‘Nooit geweten. Hoe heet die schaakclub, zei u?’.
Nettie (1947) ontvangt mij in haar bescheiden appartement in Blijdorp, vanwaar ze een mooi uitzicht heeft op de skyline van Rotterdam. In hetzelfde gebouw, op de zesde verdieping, wonen ook haar zussen Kitty (1948) en Louise (1949). Yvonne (1943), oudste broer Jean Jacques (1946) en broer Anton Bernard (1951) leven ook nog. Jongste broer Ben (Bernard Elbert, 1953) is in 2010 overleden tijdens een helicopter-crash in Rotterdam aan de vooravond van de Tour de France.
Ben Wind was een bekende fotograaf – ‘de haven-fotograaf van Rotterdam’ werd hij genoemd – en zijn werk is nog te zien in ‘Galerie Ben Wind’ in Rotterdam. Er is onlangs een prachtig fotoboek verschenen met zijn werk.
Nettie heeft foto’s van haar vader uitgespreid op de salontafel. Dat is ‘m dus, onze man! Er zijn foto’s uit zijn jonge jaren, met een donkere krullenbos, zijn studententijd. Er is een trouwfoto. Je kunt zeggen wat je wilt, maar hij heeft een prachtige vrouw aan de haak geslagen! Jean is dan al wat kalend. Er is ook een foto van vlak voor zijn overlijden: een andere man, oud en vermoeid.
Jacqueline
Jacqueline, de echtgenote van Jean en moeder van Nettie, leeft ook nog: 94 jaar inmiddels. Helaas is ze dementerend, ze verblijft in een verzorgingstehuis.
Nettie vertelt dat Jacqueline van Bochove uit een muzikale familie kwam. Ze was violiste, net als haar moeder. Volgens Nettie leerden haar vader en moeder elkaar kennen in een studentenhuis. En ja, ze was al getrouwd en had een dochtertje.
Over de achtergronden van het huwelijk weet ze echter weinig te vertellen. ‘Het was wel een bijzonder stel’, weet Nettie.
‘Mijn moeder kwam uit een artistieke, wereldse familie, ze heeft nooit wat te maken willen hebben met de streng gelovige familie van mijn vader. Mijn opa en oma Wind heb ik nauwelijks gekend. Mijn vader was nog Nederlands Hervormd, maar ging niet meer naar de kerk’.
De familie Wind woonde aan de Crooswijksesingel, waar vader zijn huisartsenpraktijk had en moeder de zorg voor zeven kinderen op zich nam. Nettie: ‘Met de praktijk bemoeide ze zich niet, ze heeft nooit de doktersvrouw willen spelen. ’s Avonds was ze vaak weg, want ze speelde in drie orkesten.
Over zijn schaakactiviteiten vertelde mijn vader nooit veel, al weet ik wel dat hij een keer kampioen is geworden, van Groningen of zo’.
Het krantenartikel uit 1934, over de schaakvierkamp met Spanjaard, Van Steenis en Kmoch, kende Nettie niet. ‘Maar die mijnheer Van Steenis kwam vaak bij ons thuis. Dan verdween hij met mijn vader achter de schuifdeur en gingen ze daar de hele avond zitten schaken’. Ik vertel haar dat die mijnheer Van Steenis een vrij belangrijke figuur is geweest in de Nederlandse schaakwereld, maar het zegt Nettie niets. ‘Ik herinner me hem vooral omdat hij rood haar had, dat vonden we heel bijzonder.’
Jean Wind overleed in 1967 aan een kwaal aan de hartkleppen. Dat konden ze toen nog niet opereren. Jean Wind was nog actief als arts. ‘Op de begrafenis waren zo veel mensen. Hij was zeer geliefd bij zijn patiënten’, vertelt Nettie.
Een relikwie
Veel meer herinneringen aan het schakersleven van haar vader heeft Nettie niet. Maar dan verdwijnt ze in een zijkamertje en haalt ze een heel oud, gepatineerd schaakbordje tevoorschijn, waarvan de omlijsting aan een kant is losgelaten, en een al even gehavend houten doosje met ouderwetse schaakstukken. ‘Jean Wind’ staat er op het deksel. Op het bord ook nog zijn initialen: J.W.

‘Zijn schaakspel’, vertelt Nettie. ‘Heb ik nog van mijn tante Jeanette, mijn vaders lievelingszus. Ik ben naar haar genoemd. Ze vertelde me dat hij hier vroeger als jongetje altijd al mee zat te schaken, zelfs onder het eten zat hij met dat schaakbordje aan tafel.’
Ontroerd neem ik het krakkemikkige doosje in mijn handen. In de schaakrubriek van het Utrechts Nieuwsblad in de jaren 1920 kwam ik J.M.A. Wind al regelmatig tegen als oplosser van een probleem.
Dat heeft-ie dus aan dit bordje zitten uitvogelen, bedenk ik me. Een relikwie.
‘Wat goed dat je dit bewaard hebt, Nettie. Wil je dit nooit wegdoen? ‘
Dit stuk is een bewerking van het zeer uitgebreide artikel van Kees Volkers over Wind: ‘J.M.A Wind: sterkste ‘Rode Loper’ ooit?’. Verschenen in: De Balans, clubblad UCS De Rode Loper, Utrecht (jrg.33, no.5 & jrg.34, no.1)’. De foto’s zijn door de familie aan Kees Volkers ter beschikking gesteld, en worden hier met dankzegging getoond.
Partijen Wind -Spanjaard 1927-1946
Bovenstaande partijen komen uit het archief van Spanjaard, en werden door Peter de Jong aan Staunton opgestuurd, waarvoor dank!