Het idee om het 75-jarig bestaan van Staunton in 1946 op grootse wijze te vieren ontstond in het voorjaar van 1941 tijdens de vijfkamp die toen in Groningen werd gehouden. Aan die vijfkamp namen deel Landau, (de 2e speler van ons land, die het toernooi won met 3 uit 4) Kmoch, de Oostenrijkse secretaris van Euwe, J.H.Kruit uit Stadskanaal en de Staunton leden Scholtens en Roose.
Hoe de organisatorische achtergronden van het toernooi in 1946 precies waren is niet meer te achterhalen maar het lijkt op een gezamenlijk initiatief van de NOSBO en Staunton. In ieder geval was het mede een reactie op het actieve schaakleven in Friesland, waar o.a. twee matches tussen Euwe en Kramer hadden plaatsgevonden. Hoofdpersonen in organisatorisch opzicht waren de voorzitter van de NOSBO, J.Frik (huisarts te Bedum, die kort voor het einde van de oorlog op vrij jonge leeftijd plotseling overleed) en Joh. Hollander, de man die later de centrale rol zou spelen in het toernooi van 1946.
In de vier jaren tussen deze vijfkamp en het einde van de oorlog had men uiteraard andere zaken aan het hoofd maar direct na de oorlog nam men de draad weer op en in de eerste ledenvergadering na de oorlog in september 1945 werd besloten het jubileum te vieren met een internationaal toernooi. Uiteraard was men in Europa niet de enige club of schaakbond die met dat idee rond liep.
Een extra aanmoediging tot het organiseren van iets groots met in ieder geval ook Russische schakers was de verpletterende nederlaag (15½-4½) van Amerika in september 1945 in de radio-match tegen de Sovjet-Unie. Een andere bijzonderheid was dat de wereldkampioen Aljechin zich in de oorlog had misdragen met zijn anti-semitische artikelen en een zeer omstreden figuur was geworden. Aljechin overleed begin 1946 (waarschijnlijk zelfmoord) en dat is indirect de oorzaak geweest dat het Staunton toernooi het eerste na-oorlogse toernooi was met deelname van de sterkste Russische schakers. De kwestie was namelijk dat direct na afloop van de oorlog in augustus 1945 de Engelsen die in 1936 het grote toernooi in Nottingham hadden georganiseerd bezig waren om na een signaal daartoe van Botwinnik een match om het wereldkampioenschap tussen hem en Aljechin te organiseren. Beide spelers gingen accoord en de match zou 12 augustus 1946 aldaar beginnen. Botwinnik ontving een speciale training en er werd hem de toezegging gedaan dat behalve enkele grootmeester-secondanten zijn vrouw en dochtertje met hem mee naar Engeland mochten reizen en daar tijdens de match zouden verblijven. Door de dood van Aljechin ging de match niet door maar dat nu op dezelfde datum het Staunton toernooi begon waar van de Russen uitsluitend Botwinnik werd vergezeld door vrouw en kind heeft ongetwijfeld met het niet doorgaan van die WK-match te maken.
Het uitnodigingsbeleid had men, zeer verstandig, uitbesteed aan Euwe en het sprak vanzelf dat men daarbij in de eerste plaats dacht aan de zes deelnemers aan de AVRO-achtkamp van 1938, Botwinnik, Flohr, Keres, Fine, Reshefski en Euwe. (Behalve Aljechin was ook Capablanca overleden). Duitsers en Italianen kwamen uiteraard niet in aanmerking maar Amerikanen, Engelsen en zo mogelijk een Canadees stonden bovenaan het verlanglijstje. Euwe zal met zijn adressenbestand van voor de oorlog, alsmede adressen uit schaaktijdschriften aan het werk zijn gegaan, het lukte hem om contact met de Russen te krijgen. In Amerika en Engeland kwamen de uitnodigingen waarschijnlijk terecht bij de nationale bonden want zij bepaalden wie er gingen en dat waren Denker en Steiner uit Amerika, niet de sterkste spelers, al was Denker officieel kampioen van de USA.
Het toernooi om het kampioenschap van Engeland begon ook op 12 augustus, de oorspronkelijke aanvangsdatum van de W.K. match. Vandaar de afwezigheid van Engelse deelnemers in Groningen. Schaakbonden hadden toen kennelijk meer te vertellen over hun topspelers dan nu want er kwam geen deelnemer uit Engeland naar Groningen. Een behoorlijke pleister op die wonde was echter de komst van de jonge Canadees Yanofski. Zoals bekend waren er bij het begin van de loting 21 deelnemers aanwezig en konden er maar 20 meedoen. Daaruit resulteerde de affaire Lodewijk Prins waarvan men elders op deze web-site kennis kan nemen. Het toernooi werd sportief een groot succes; op de dag dat Euwe tegen Botwinnik moest aantreden was de grote zaal van de Harmonie met meer dan 1000 toeschouwers gevuld. Daarom was het zo triest dat er een vervelende financiële nasleep kwam doordat de affaire Lodewijk Prins Staunton fl.2500 kostte, terwijl men een zeer royaal aanbod had gedaan van fl. 1000 + verblijfkosten tijdens het toernooi. Een andere trieste zaak was het faillissement van de penningmeester die Staunton gelden beheerde op zijn privérekening, overigens met medeweten van iedereen. Het was namelijk deze Joh. Hollander die initiatiefnemer en de grote organisator was en zich in de oorlogsjaren had onderscheiden door het nemen van grote risico’ s voor de goede zaak.
In 1950 werden 36 obligaties van fl.100 uitgegeven, niet om Staunton van een faillissement te redden hetgeen puur financieel gezien een goede oplossing was geweest (waarbij Prins het nakijken zou hebben gehad) maar om enkele Staunton leden, die zitting hadden in het organisatie-comité en persoonlijk aansprakelijk waren gesteld niet met de brokken te laten zitten. Staunton was namelijk geen rechtspersoon, een tweede blunder naast de kwestie van de privé rekening. Achteraf gezien onbegrijpelijk voor een club die van ir’s, dr’s en mr’s, etc. aan elkaar hing of misschien ook juist niet.
Doorredenerend, was Staunton wel aansprakelijk geweest, dan zou dat proces waarschijnlijk niet zijn gevoerd omdat de advocaat van Prins hem dan wel zou hebben geadviseerd om met de voorgestelde schikking akkoord te gaan, conform het beginsel dat je van een kale kip geen veren kunt plukken.
Het toernooi werd gewonnen door Botwinnik met een score van 14½ uit 19, voor Euwe met 14 en Smislov met 12½. De Russen (Botwinnik, Smislov, Boleslafski, Flohr en Kotov) voldeden aan de hoge verwachtingen met de prestatie van de 25-jarige Smislov voorop, de Amerikanen Denker en Steiner stelden teleur, de jongste deelnemer en publiekslieveling, de Canadees Yanofski (21) deed het ook uitstekend en zijn winst op Botwinnik werd uiteraard met enthousiasme begroet.
Een blijvende plaats in de schaakhistorie was er voor het slot van de partij Bernstein-Kotov (1-0 zie partij), de combinatie waarmee Smislov won van Kottnauer en het toreneindspel Botwinnik-Euwe dat de eerste met een pion minder remise wist te houden, een resultaat dat beslissend bleek voor de eindstand.
Het toernooiboek geschreven door Euwe en Kmoch is antiquarisch nog wel te verkrijgen. Soms zelfs voor een enkele euro!
EUWE, MAX & HANS KMOCH
Groningen 1946. Het Staunton wereldschaaktoernooi.
J. Niemeyer, Groningen 1947
Een herdruk in het Duits verscheen in 1990, en ook dat boek kun je nog wel ergens op de kop tikken. Vaak wat duurder dan het Nederlandse origineel.
EUWE, MAX & H.KMOCH
Staunton-Turnier Groningen 1946.
OLMS, Zürich, 1990